20886 |
rode bieten |
rode bieten:
rōē biette (Q117a Waubach),
rode kroten:
rōē krèète (Q117a Waubach)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24405 |
rode bosmier |
aamzeik:
ao.mzeik (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
bosaamzeik:
busjoamzeek (Q117a Waubach),
grote, een:
grōēte (Q117a Waubach),
rode aamzeik:
rōē. ao.mzeek (Q117a Waubach)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] || mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
hoofd rood moes:
heut roët moos (Q117a Waubach),
rode kappes:
roeëd kappes (Q117a Waubach),
rode kool:
roe kuul (Q117a Waubach),
rood gemeus:
rōē.t gemeus (Q117a Waubach),
rood moes:
roeëd moos (Q117a Waubach)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24562 |
rododendron |
rododendron:
klemtoon op e
rododendron (Q117a Waubach)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
21733 |
roede |
roe(de):
roe (Q117a Waubach)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
roede:
row (Q117a Waubach)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeie (Q117a Waubach)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
roeispaan:
roeisjpaan (Q117a Waubach)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
kraai:
kroa. (Q117a Waubach),
kròò (Q117a Waubach)
|
roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, wiele, wiel:
pilǝ, wilǝ, wil (Q117a Waubach),
piele, wiele, wiele:
pilǝ, wilǝ, wilǝ (Q117a Waubach)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|