34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem:
lɛm lɛm (Q117a Waubach),
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q117a Waubach)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope (Q117a Waubach),
schreien:
sjreie (Q117a Waubach)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
21652 |
roeper |
roeper:
reuper (Q117a Waubach)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24034 |
roeping |
roep:
reup (Q117a Waubach)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q117a Waubach)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
mek, mek:
mɛk, mɛk (Q117a Waubach),
nuukje:
nykskǝ (Q117a Waubach)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
mek, mek:
mɛk, mɛk (Q117a Waubach),
nuukje:
nykskǝ (Q117a Waubach)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
20819 |
roeren |
roeren:
reure (Q117a Waubach)
|
roeren [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
30668 |
roerstokje |
stekje:
štɛkškǝ (Q117a Waubach)
|
Stukje hout voor het doorroeren van de verf. [N 67, 53c; div.]
II-9
|
25088 |
roest |
roest:
ros (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
rōāës (Q117a Waubach)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|