e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rommelpot foekepot: foekkepot (Waubach), rommelpot: rommelpot (Waubach) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || foekepot [VC 27 (1962)] III-3-2
rond wittebrood plats: plats (Waubach), ronde weg: rònge wek (Waubach) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)] III-2-3
rondhout van een platte kant voorzien aanplatten: āplatǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.] II-5
rondleiding het bezoek rondleiden: ǝt bǝzø̄k roŋklęjǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.] II-5
rondreizen, pendelen pendelen: pendele (Waubach) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondtrekken van de processie bronktrekken: bronktrekke (Waubach), uittrekken: oehttrekke (Waubach) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3
rongblokken schemelsblokken: šimǝls˱blø̜k (Waubach) Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.] I-13
rongen klamstekken: klamštɛkǝ (Waubach), rongen: rǫŋǝ (Waubach) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen ogen: ōgǝ (Waubach) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbont paard koe: ku̯ (Waubach) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9