19414 |
rook |
zwadem:
sjwaam (Q117a Waubach)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het verbranden van hout, kolen opstijgt (rook, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20516 |
rookvlees |
gerookt vlees:
gerukt vleesj (Q117a Waubach),
krapje:
krepke (Q117a Waubach)
|
rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)] || stuk rundvlees dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20676 |
room |
boter:
botǝr (Q117a Waubach),
room:
botter (Q117a Waubach),
room (Q117a Waubach),
Room (Q117a Waubach),
rōm (Q117a Waubach)
|
De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)]
I-11, III-2-3
|
20743 |
roomhorentje |
crmetuitje:
krèè.mtuutje (Q117a Waubach)
|
Roomhoren (kréémhorre, vulhorentje, zweretige vinger?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19588 |
roompot |
baar:
bār (Q117a Waubach)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
18100 |
roos (rode uitslag) |
roos:
roeë (Q117a Waubach),
uitslag:
oehtsjlaag (Q117a Waubach)
|
huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
ruəzə (Q117a Waubach)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
22426 |
roos van de schietschijf |
roos:
roees (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
roestere (Q117a Waubach)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30662 |
roostertje |
rooster:
rȳǝstǝr (Q117a Waubach)
|
Afdruiproostertje op het verfbakje dat wordt gebruikt om de verf regelmatig over de verfrol te verdelen. [N 67, 46c]
II-9
|