27553 |
scheenbeschermer |
scheenbeschermer:
scheenbeschermer (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma, Maurits])
|
Bescherming voor het scheenbeen. Het dragen van deze beenkappen kan worden voorgeschreven in dikke lagen, in steile pijlers, bij het werken aan steendammen en bij het nabreken. [N 95, 885]
II-5
|
23557 |
scheepje voor de wierook |
scheepje:
sjupke (Q117a Waubach)
|
Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18727 |
scheerapparaat |
scheerapparaat:
elektries sjeerapparaat (Q117a Waubach),
elektriesj sjeerapparaat (Q117a Waubach)
|
Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18402 |
scheermes |
scheermes:
sjeermets (Q117a Waubach)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
34587 |
schei |
schei:
š˙ęi̯ (Q117a Waubach),
scheien:
šii̯ǝ (Q117a Waubach)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|
19070 |
schelden, schimpen |
schelden:
sjelle (Q117a Waubach),
sjèèle (Q117a Waubach)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
duivel:
duivel (Q117a Waubach)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30021 |
schelpkalk |
kalk:
kalǝk (Q117a Waubach),
schelpkalk:
šɛlǝpkalǝk (Q117a Waubach)
|
Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a]
II-9
|
24897 |
schemeren |
schemeren:
#NAME?
sjīēmere (Q117a Waubach)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
mieng ooge sjīēmere (Q117a Waubach),
t sjiemmert vuur mieng ooge (Q117a Waubach)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|