30702 |
schilderen, verven |
verven:
vɛrǝvǝ (Q117a Waubach)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
schild:
šelt (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
schilderij:
Karte 38.
schilderij (Q117a Waubach)
|
Gemälde. || schilderij || Schilderij.
III-2-1, III-3-2
|
30572 |
schildersknecht |
knecht:
knɛx (Q117a Waubach)
|
[N 67, 99b; monogr.]
II-9
|
30575 |
schilderswerkplaats |
werkplaats:
werǝkplātš (Q117a Waubach)
|
De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f]
II-9
|
25070 |
schilfer |
schilfer:
sjilfer (Q117a Waubach)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelsmetsje:
irpelsmetske (Q117a Waubach),
schilmetsje:
sjelmetske (Q117a Waubach)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šømǝl (Q117a Waubach)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
21440 |
schimpen |
schelden:
sjelle (Q117a Waubach)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21244 |
schip |
schip:
sjip (Q117a Waubach),
šip (Q117a Waubach)
|
schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (Q117a Waubach)
|
schipper [RND]
III-3-1
|