id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25394 | schrabsel | vel: vēl (Waubach) | De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.] II-1 |
18133 | schram | krats: krats (Waubach), schram: sjram (Waubach) | Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] III-1-2 |
18136 | schrammen | schrammen: sjramme (Waubach) | Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
17947 | schrede | pas: pas (Waubach), schritt (du.): sjrit (Waubach) | Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21368 | schreeuwen | kwaken: kwake (Waubach), kwākǝ (Waubach), kwieken: kwīkǝ (Waubach) | Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] I-12, III-3-1 |
19962 | schrijftafel | fakkeltreson: fakkeltreson (Waubach), schrijfpolt: šrī.fpolt (Waubach) | schrijfbureau III-2-1 |
21768 | schrijven | opschrijven: ôpschrieve (Waubach) | Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)] III-3-1 |
24373 | schrijvertje | watervlo: watervloeë (Waubach) | schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] III-4-2 |
33816 | schrikachtig | schouw: šui̯ (Waubach) | Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9 |
18871 | schrikken | schrikken: sjrikke (Waubach), sjrèkke (Waubach) | door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4 |