e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurtje schop: sjòp (Waubach), šoͅp (Waubach), schuurtje: schuurke (Waubach), stal: sjtal (Waubach), sjtāl (Waubach) Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
schuurverf schuurverf: šu.r[verf] (Waubach) Verf waarin met puimsteen geschuurd wordt. Als schuurverf wordt vaak grondverf gebruikt. Door het schuren in de natte verf hecht de verflaag beter aan de onderliggende plamuurlaag. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18c] II-9
schuw schuw: Veldeke  sju-j (Waubach) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
sein voor begin en einde van de schaft teken botteren: tēkǝ butǝrǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]), wenk botteren: weŋk butǝrǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het begin en einde van de schafttijd kon op bepaalde manieren aangegeven worden. Volgens de informanten van Q 15, Q 33, Q 35 en Q 113 sloeg men vier maal op de leiding of men knipperde vier maal met licht getuige de informanten van L 426, Q 15 en Q 33. Ook woordtypen als "vier maal" en "vier aan vier" duiden op een dergelijk sein. Verder werd er met een elektrische hamer een bel geluid volgens de informant van Q 202 en duiden de woordtypen "opkloppen" en "afkloppen" respectievelijk op het begin en het einde van de schafttijd. [N 95, 54] II-5
seinbel klopper: klø̜pǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), slager: šlēǝgǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]) De bel waarmee de seingever seinen kan geven aan de ophaalmachinist. Zo kan hij doorgeven of de liftkooi omhoog of omlaag moet en met welke snelheid dit moet gebeuren. [N 95, 92; monogr.] II-5
seinfluit seinfluit: sęjnflø̄t (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) De signaalfluit die bij transportmiddelen aanwezig is en waarmee geseind kan worden. Aan de signaalfluit is een kabel bevestigd die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en het mogelijk maakt op ieder punt van de pijler seinen te geven. [N 95, 668] II-5
seingever aanslager: āšlę̄gǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Laura, Julia]) Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700] II-5
selderij selderie: Veldeke  selderi-j (Waubach) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminaar: simmenaar (Waubach), t simenaar (Waubach) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering beschuitenbloem: Veldeke sering  besjoateblòm (Waubach, ... ), groffelsnagel: seringen, kruidnagelen  groffelsneëgel (Waubach, ... ) [N 92 (1982)]sering [N 92 (1982)] I-7, III-4-3