e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stenendrager sjouwer: šǫwǝr (Waubach) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
sterke trasmortel tras: tras (Waubach) Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b] II-9
sterven creperen: Veldeke  krepere (Waubach), hemelen: himmele (Waubach, ... ), kapotgaan: kapot˲goǝ (Waubach), sterven: sjterve (Waubach, ... ), štɛrvə (Waubach) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] I-11, III-2-2, III-4-2
sterven van een plant afsterven: aafsjterve (Waubach), kapot gaan: kapot goà (Waubach) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stervensgebed stervensgebed: sjtervesgebed (Waubach) Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)] III-3-3
sterx pinker: pinker (Waubach) ster III-4-4
steunhoutjes tussen steel en balk balkjes: bɛlǝkškǝs (Waubach), latjes: lɛtjǝs (Waubach) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
steunklos console: kǫnsǫl (Waubach), klots: klǫts (Waubach) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stevig, gezegd van voedsel flink: flink (Waubach), stevig: sjtevig (Waubach) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiefdochter stiefdochter: sjteefdochter (Waubach) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2