27762 |
uitzetten |
kwellen:
kwɛlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Winterslag, Waterschei]),
uitzetten:
ūtzɛtǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Gezegd van het dak, wanneer het doorbuigt door de druk van bovenaf. [N 95, 491; monogr.] || In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.]
II-5
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
ziften:
zeftǝ (Q117a Waubach)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
zeik:
zeek (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
zēk (Q117a Waubach)
|
urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
vloeien:
flojje (Q117a Waubach),
(= Bargoens).
flòjje (Q117a Waubach),
zeiken:
zeeke (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
zeke (Q117a Waubach),
zēkǝ (Q117a Waubach)
|
urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
urseliên (Q117a Waubach),
urselung (Q117a Waubach)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22465 |
vaandel |
vaan:
vaan (Q117a Waubach),
vaon (Q117a Waubach),
vaandel:
veendel (Q117a Waubach),
vlag:
vlag (Q117a Waubach)
|
De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] || Vaan. || Vaandel.
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
vanendrager:
vanedrager (Q117a Waubach)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
rind:
reŋk (Q117a Waubach),
vaarsje:
vē̜škǝ (Q117a Waubach)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
potdoek:
potdoo’k (Q117a Waubach),
schotelsplag:
sjŏttelsplak (Q117a Waubach),
zanjong:
zanjong (Q117a Waubach)
|
vaatdoek
III-2-1
|
28963 |
vademen |
vamen:
vē.mǝ (Q117a Waubach)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|