18054 |
vergiftigen |
vergiften:
vergifte (Q117a Waubach)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30740 |
vergulden |
vergulden:
vǝrgøldǝ (Q117a Waubach)
|
Het bedekken van een oppervlak met een goudlaagje uit bladgoud of goudpoeder. [N 67, 81a]
II-9
|
30742 |
vergulden achter glas |
vergulden:
vǝrgøldǝ (Q117a Waubach)
|
Met behulp van een goudlaagje aan de achterzijde van een glasruit een versiering aanbrengen. Daartoe wordt eerst met behulp van pauswerk de afbeelding op de niet te vergulden buitenzijde van de ruit opgebracht. Vervolgens wordt de omtrek van het doorgestuifde aan de binnenkant met een fijn biesje zwarte verf nagetrokken. Als kleefstof voor het bladgoud wordt blanke gelatine of vislijm gebruikt. Nadat het verguldsel is bevestigd, wordt er als bescherming tegen beschadigingen een verflaag over aangebracht. [N 67, 81c]
II-9
|
30710 |
vergulden, verzilveren |
verven:
[verven] (Q117a Waubach)
|
Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.]
II-9
|
21412 |
verhaal |
geschichte (du.):
gesjiegte (Q117a Waubach),
verhaal:
lank verhaal (Q117a Waubach)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)] || verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
31130 |
verhalfzolen |
halfzolen:
hoafzoalǝ (Q117a Waubach)
|
De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a]
II-10
|
21152 |
verharde weg |
kunstweg:
kunsweg (Q117a Waubach)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwärme (Q117a Waubach)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
òpsjloa (Q117a Waubach)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verhuëre (Q117a Waubach)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|