21281 |
verkwisten |
verkwanselen:
verkwansjele (Q117a Waubach)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
aafsjloa (Q117a Waubach)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
27607 |
verlegdienst |
omlegschicht:
ømlɛkšix (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Wilhelmina])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551]
II-5
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjamt (Q117a Waubach),
bescheten:
besjīē.te (Q117a Waubach),
bleu:
blūū. (Q117a Waubach),
schuw:
sju-j (Q117a Waubach),
verlegen:
verléége (Q117a Waubach)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verleëge (Q117a Waubach)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28090 |
verleggen |
omleggen:
ømlɛqǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Het transportmiddel in een pijler van het oude naar het nieuwe pand verplaatsen. In tegenstelling tot het "verschuiven" wordt de transportinstallatie daarbij gedemonteerd en in het nieuwe pand weer opgebouwd. [N 95, 493; monogr.; N 95, 267; Vwo 226; Vwo 549]
II-5
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
verliezen [DC 38 (1964)]
III-3-1, III-3-2
|
27623 |
verlof, vrije dag |
verlof:
vǝrlǫf (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
verlofschicht:
vǝrlǫfšix (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
vrij:
vrēj (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248]
II-5
|
34165 |
verlopen |
leeg zijn:
lē̜x (Q117a Waubach)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
19338 |
vermaak |
amusement:
amusement (Q117a Waubach)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|