21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaams (Q117a Waubach)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkof (Q117a Waubach),
mèrkhòf (Q117a Waubach)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
27994 |
vlak stuk in een pijler |
gelijk stuk:
glī.k štøk (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Wilhelmina])
|
[N 95, 287; monogr.]
II-5
|
27990 |
vlakke pijler |
gelijke pijler:
glī.kǝ pęjlǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Laura, Julia]),
gelijke streb:
gliǝ.kǝ štrēp (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287]
II-5
|
24914 |
vlaktex |
vlak land:
vlak land (Q117a Waubach),
vlakte:
vlakte (Q117a Waubach)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19413 |
vlam |
vlam:
vlam (Q117a Waubach)
|
Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechte (Q117a Waubach)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
vleermoes (Q117a Waubach)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
vleesj (Q117a Waubach)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
23942 |
vlees derven |
zich onthouden:
zich inthouwe va vliesj (Q117a Waubach)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|