23188 |
voetballer |
voetballer:
Karte 165.
vut}/[vūt}baller (Q117a Waubach)
|
Fussballspieler.
III-3-2
|
23187 |
voetbalspel |
voetballen:
Karte 163.
vut}ballen n. (Q117a Waubach)
|
Fussball(veranstaltung).
III-3-2
|
23028 |
voetbalwedstrijd |
wedstrijd:
Karte 166.
wedstrijd (Q117a Waubach)
|
(Fussball)spiel.
III-3-2
|
19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
t votebenksjke (Q117a Waubach)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vootgenger (Q117a Waubach)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33732 |
voetgangershek |
poortje:
pø̄ǝtjǝ (Q117a Waubach)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
vootgebiëde (Q117a Waubach)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18089 |
voetjicht |
engelse lord-krankheid:
Ingelsje Lordkrankheet (Q117a Waubach),
voetjicht:
vootjich (Q117a Waubach)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19384 |
voetkussen |
poef:
poef (Q117a Waubach)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17778 |
voetzool |
zool:
zoal (Q117a Waubach)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|