17631 |
borsten |
borsten:
broste (Q117a Waubach),
memmen:
memme (Q117a Waubach),
nokken:
noekke (Q117a Waubach),
Meestal in ev noek gebruikt.
noeke (Q117a Waubach)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bròs (Q117a Waubach)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28219 |
borstlamp |
schijnwerper:
šęjnwɛrpǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Laura, Julia])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borstrok (Q117a Waubach),
lijfje:
liefke (Q117a Waubach),
sleeptoon
lîefke (Q117a Waubach),
stoepje:
sjtüpke (Q117a Waubach)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
borsrok (Q117a Waubach),
borstrok (Q117a Waubach),
lijfje:
liefke (Q117a Waubach)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
borstrok:
borstrok (Q117a Waubach),
katoen of trict
borsrok (Q117a Waubach),
lijfje:
liefke (Q117a Waubach)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] || Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
spang:
sjpang (Q117a Waubach)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
plathaam:
plathām (Q117a Waubach)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleures (Q117a Waubach)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
tasje:
tesjke (Q117a Waubach)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|