24719 |
boveneinde van de stam |
kop:
Veldeke
kop (Q117a Waubach)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27661 |
bovengronds |
bovenop:
bōǝvǝnop (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
kabel:
kābǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
zeel:
zēl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
25491 |
bovenkant van het brood |
korst:
kūš (Q117a Waubach)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
bovenop komen:
bōvǝnǫp kōmǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boavulip (Q117a Waubach),
bovenste lip:
beuvesjte lup (Q117a Waubach)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21147 |
bovenstuk van een rijtuig |
bovenwagen:
boavewaan (Q117a Waubach)
|
het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenop:
(= eerste verdieping).
boevenop (Q117a Waubach),
bovenverdieping:
boaveverdeping (Q117a Waubach),
zolder:
(= zolder).
zulder (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
20140 |
box |
box:
nellie lup al in de box
boks (Q117a Waubach),
nellie lupt al in de box
boks (Q117a Waubach),
looprek:
looprek (Q117a Waubach)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
braonpan (Q117a Waubach),
ketel:
kèètel (Q117a Waubach),
pan:
pan (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|