e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

Gevonden: 6116
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boveneinde van de stam kop: Veldeke  kop (Waubach) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovengronds bovenop: bōǝvǝnop (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185] II-5
bovenkabel kabel: kābǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), zeel: zēl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.] II-5
bovenkant van het brood korst: kūš (Waubach) [N 29, 54a; monogr.] II-1
bovenkomen, naar boven gaan bovenop komen: bōvǝnǫp kōmǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]) De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.] II-5
bovenlip bovenlip: boavulip (Waubach), bovenste lip: beuvesjte lup (Waubach) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
bovenstuk van een rijtuig bovenwagen: boavewaan (Waubach) het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)] III-3-1
bovenverdieping bovenop: (= eerste verdieping).  boevenop (Waubach), bovenverdieping: boaveverdeping (Waubach), zolder: (= zolder).  zulder (Waubach) Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] III-2-1
box box: nellie lup al in de box  boks (Waubach), nellie lupt al in de box  boks (Waubach), looprek: looprek (Waubach) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadpan: braonpan (Waubach), ketel: kèètel (Waubach), pan: pan (Waubach, ... ) Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1