23599 |
de kaarsen doven |
uitdoen:
de ketse ôetdoeë (Q117a Waubach),
uitmaken:
oehtmake (Q117a Waubach)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
afheven:
aafheeve (Q117a Waubach)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
geeve (Q117a Waubach)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schudden:
sjudde (Q117a Waubach),
stuiken:
sjtoeke (Q117a Waubach)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
sjteke (Q117a Waubach)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgraven:
dǝr kɛldǝr ū.t˲grāvǝ (Q117a Waubach)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang maken:
dr kirkgank make (Q117a Waubach)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
uitzegenen:
oeëtzeëne (Q117a Waubach)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27887 |
de krans schieten |
(de) krans schieten:
krans š˙ētǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
De buitenste rij of rijen schietgaten aan het front van een steengang tot ontploffing brengen. De buitenste rij bepaalt het uiteindelijke profiel van de steengang. [N 95, 436; monogr.]
II-5
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
dr kruutsweg beëne (Q117a Waubach),
kruutswèg beëne (Q117a Waubach)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|