20688 |
bal gehakt |
frikadel:
friekkedél (Q117a Waubach)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18950 |
baldadig (persoon) |
uitgelaten:
oehtgelotte (Q117a Waubach)
|
wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23866 |
baldakijn |
hemel:
d`r hieëmel (Q117a Waubach),
himmel (Q117a Waubach)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18605 |
balein |
balein:
belieng (Q117a Waubach),
belīēn (Q117a Waubach)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
legerhouter:
lē̜ ̞gǝrhōtǝr (Q117a Waubach)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
balkebri-j (Q117a Waubach),
poettes:
putəs (Q117a Waubach)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] || soort balkenbrij
III-2-3
|
19351 |
balorig |
eigenzinnig:
eegezinnig (Q117a Waubach),
koppig:
köppig (Q117a Waubach)
|
niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17716 |
balzak |
zak:
zak (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
32309 |
band |
reep:
rēp (Q117a Waubach)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
23592 |
bandelier van de suisse |
band:
bant (Q117a Waubach)
|
De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|