17672 |
benen (spotnamen) |
jatten:
trich die jatte truuk
jatte (Q117a Waubach),
poten:
hee is flink van pōēte (Q117a Waubach),
pōēte (Q117a Waubach),
stokken:
hoot die sjtekke biej dich
sjtekke (Q117a Waubach)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17860 |
bengelen |
bommelen:
biemmele (Q117a Waubach)
|
Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19287 |
benieuwen |
benieuwen:
benujje (Q117a Waubach)
|
zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25054 |
bepaalde hoeveelheid |
slof:
sjlof (Q117a Waubach)
|
een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18932 |
beredderen |
beredderen:
bereddere (Q117a Waubach)
|
zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24918 |
bergtop |
spits:
d⁄r schpits (Q117a Waubach),
sjpits (Q117a Waubach),
top:
top (Q117a Waubach)
|
top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bérrəch (Q117a Waubach)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
bericht:
berich (Q117a Waubach)
|
een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19540 |
berkenbezem |
rijsbezem:
rīēsbessem (Q117a Waubach),
rijzerbezem:
riezerbessem (Q117a Waubach)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
besjlaag (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)] || Een plotselinge stoornis in de bloedsomloop, in de hersenen waarbij spraakstoornissen en verlammingsverschijnselen kunnen optreden? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|