| 30047 |
betonmolen |
betonmolen:
[beton]mȳlǝ (Q117a Waubach)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
| 30040 |
betonzand |
kies:
kīs (Q117a Waubach)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
| 21516 |
betrappen |
betrappen:
betrappe (Q117a Waubach)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
de lòch is betròkke (Q117a Waubach),
gaan betrekken:
⁄t geet betrekke (Q117a Waubach),
zich betrekken:
zich betrekken (Q117a Waubach),
zich toe gaan pakken:
de lòch geet zich toow pakke (Q117a Waubach)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 18157 |
betten van een wonde |
betten:
bette (Q117a Waubach)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (Q117a Waubach)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 22422 |
beugelring |
beugel:
buuegel (Q117a Waubach)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 18378 |
beugeltas |
beugeltas:
buugeltesj (Q117a Waubach)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21023 |
beurs |
aan de wijwatersgrul:
an dr wiewatesjgrül (Q117a Waubach),
onder de toren:
onger dr toeëre (Q117a Waubach)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (Q117a Waubach),
een kind krijgen:
ee kingk kriejə (Q117a Waubach)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|