32944 |
vregelstok |
vregelstek:
vrē̜gǝlštęk (Q117a Waubach)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
19341 |
vreugde |
freude (du.):
vruit (Q117a Waubach),
plezier:
plezeer (Q117a Waubach)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
vriend:
vrunk (Q117a Waubach),
vrøŋ (Q117a Waubach)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
vrundlig (Q117a Waubach)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25203 |
vriesweer |
vriesweer:
vrees weer (Q117a Waubach)
|
vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25200 |
vriezenx |
bakken:
bakke (Q117a Waubach),
bieberen:
biēbere (Q117a Waubach),
vriezen:
vreeze (Q117a Waubach),
⁄t vruust (Q117a Waubach)
|
vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] || vriezen || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23764 |
vrijdagavond |
vrijdagavond:
vriedegovvend (Q117a Waubach)
|
De vrijdagavond. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23943 |
vrijdagskost |
vrijdagskost:
vriedigskos (Q117a Waubach)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20316 |
vrijgezel |
vrijgezel:
vri-jgezel (Q117a Waubach)
|
vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20276 |
vroedvrouw |
hebamme (du.):
heffam (Q117a Waubach)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|