24521 |
witte abeel |
witte canada:
Veldeke
witte kanneda (Q117a Waubach)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
groene dondersdag:
greune dónnesjtig (Q117a Waubach),
vetdondersdag:
vet Dónnesjteg (Q117a Waubach),
witte dondersdag:
witte donnestig (Q117a Waubach)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fleutekīē.s (Q117a Waubach)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
froezelmuts:
froezelmutsj (Q117a Waubach),
krulmuts:
krolmutsj (Q117a Waubach)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
kap:
kap (Q117a Waubach)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach),
spitskool:
sjpits kuul (Q117a Waubach),
spits kuu.l (Q117a Waubach),
witte kappes:
wit kappes (Q117a Waubach)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaartje:
kwiksjtetske (Q117a Waubach),
roerkwikstaartje:
trōē.rkwiksjtetske (Q117a Waubach)
|
kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
krulmuts:
kròlmutsj (Q117a Waubach)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33913 |
witte vlekken |
wild haar:
welt hō.r (Q117a Waubach)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waaterleelie (Q117a Waubach)
|
witte waterlelie [N 37 (1971)]
III-4-3
|