20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
sezijzebruu.tje (Q117a Waubach)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
Veldeke
wòttel (Q117a Waubach)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24736 |
wortelhals |
hals:
Veldeke
hals (Q117a Waubach)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
wortel:
wǫtǝl (Q117a Waubach)
|
[N 27, 9c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
moortjes:
muurkes (Q117a Waubach)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
17679 |
wreef |
vers:
Achterste gedeelte van de voet.
vejesch (Q117a Waubach)
|
wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
gauw kwaad:
gauw kòt (Q117a Waubach)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30621 |
wrijfsteen |
wrijfsteen:
vrī.fštē (Q117a Waubach)
|
Matglazen of marmeren plaat waarop met behulp van een glazen of stenen loper kleine hoeveelheden verf worden aangemaakt. De verf wordt daartoe in kleine hoeveelheden, tot een dikke, rulle pasta aangemengd, op de steen gebracht en zo lang gewreven tot een volkomen homogene massa verkregen is. [N 67, 26d]
II-9
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrieëve (Q117a Waubach)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringe (Q117a Waubach)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|