e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diep diep: dēp (Weert) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diep scherpen diep scherpen: dēp sxɛrpǝ (Weert), uitdiepen: ūt˱dēpǝ (Weert) De groeven diep maken. [N O, 34d] II-3
diepzinnig diep kijken: hè kiektj deep (Weert) Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)] III-1-4
dier, beest beest: bieuest (Weert), bieëst (Weert, ... ), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bīēəst (Weert), dier: deer (Weert, ... ) beest [ZND 01 (1922)] || dier [SGV (1914)] III-4-2
dij dij: deej (Weert), dej (Weert), deje (Weert), di-j (Weert) dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || dijen [SGV (1914)] III-1-1
dijk dijk: dieek (Weert), dīk (Weert), opgehoopte aarde  dīĕk (Weert) dijk [ZND 33 (1940)] || een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dik sap van steenvruchten gelei: ± WLD  gelei (Weert) stijf geworden sap uit steenvruchten (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden indikken: indikke (Weert) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke neus aardbeer: aerdbieer (Weert), tromp: tromp (Weert) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] III-1-1
dikke want pij: peije (Weert), pijhaas: pijhaose (Weert) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3