e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigenwijs eigenwijs: eîgewiês (Weert) eigenwijs III-1-4
eik eik: eîk (Weert), eikenboom: ɛi̯kəboͅu̯m (Weert), -  eikebaum (Weert), eikeboum (Weert, ... ) eik [DC 04 (1936)], [RND] III-4-3
eikel eikel: eikel (Weert), ɛi̯kəls (Weert), -  eikele (Weert, ... ), eikelə (Weert, ... ) eikel || eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
eindbord stormbord: stormbord (Weert), stormplank: stǫrǝmplaŋk (Weert  [(meervoud: stǫrǝmplɛŋk)']  ) Het windbord dat zich aan de top van de wiek bevindt. [N O, 4b] II-3
einde, wiek hekwerk: hękwęrǝk (Weert), molenroede: myǝlǝrōj (Weert), roede: rōj (Weert) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
eitjes eitjes: ęjkǝs (Weert) De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a] II-6
ekster egerst: aegerst (Weert, ... ), eigerst (Weert), ègerst (Weert), êgerst (Weert), êgurst (Weert), éé als in bête  éégerst (Weert) ekster [SGV (1914)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
eksteroog egerstoog: aegerstaug (Weert), ègerstaug (Weert), êgersoug (Weert) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] || likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
el, maat van 0,69 m el: el (Weert) de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)] III-4-4
elastiek elastiek: elǝstik (Weert), stik (Weert) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7