20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
erepoort:
ieerepoort (L289p Weert)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33610 |
erf |
boerengeleg:
bōrəgəlēͅx (L289p Weert),
erf:
ɛrəf (L289p Weert),
hof:
hō.f (L289p Weert),
plaats:
plāts (L289p Weert)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (L289p Weert)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erf:
erref (L289p Weert)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22121 |
ergens buiten het hok blijven zitten |
blijven zitten:
zitte blieeve (L289p Weert)
|
Hoe zegt men: het blijven zitten ergens buiten het hok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
ps. blz. 21 van deel 2 (N-W).
êrreges (L289p Weert)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
18837 |
ernstig |
serieus:
serieus (L289p Weert)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ért (L289p Weert),
ɛ̄rǝt (L289p Weert)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
leien:
leie (L289p Weert),
ranken:
reng (L289p Weert)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
Verklw. ertesöpke
ertesop (L289p Weert)
|
erwtensoep
III-2-3
|