26328 |
gaffelreep |
gaffelreep:
gafǝlriǝp (L289p Weert),
gaffeltouw:
gaffeltouw (L289p Weert)
|
Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46]
II-3
|
26331 |
gaffels |
gaffelhaken:
gafǝlhø̜ǝk (L289p Weert),
haken:
hø̜ǝk (L289p Weert)
|
De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o]
II-3
|
26327 |
gaffelwiel, gaffelrad |
gaffelrad:
gafǝlrāt (L289p Weert),
gaffelwiel:
gaffelwiel (L289p Weert),
haakrad:
hǭkrāt (L289p Weert)
|
Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l]
II-3
|
24547 |
gagel |
gaalhout:
zeer aromatisch, gebruikt onder het stro in bedden om ongedierte te verdrijven
gaolhout (L289p Weert)
|
gagel
III-4-3
|
33905 |
gal |
gal:
(mv)
galǝ (L289p Weert)
|
Gallen zijn veerkrachtige zwellingen met vochthoping in de gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen. Gallen komen voor langs de pijp, achter de knie, de koot en de kogel. Door allerlei oorzaken kunnen gallen ontstaan aan voor- en achterknieën, bij het jonge dier door verkeerde voeding, een tekort aan vitamine, een wormbesmetting, verkeerde standen, voetverwaarlozing en het te vroeg inspannen; bij oudere paarden zijn gallen vaak een teken van slijtage. Zie afbeelding 17 en 20. [A 48A, 54h; N 8, 90d, 90f en 90h; monogr.]
I-9
|
26073 |
galerij |
balkon:
balkon (L289p Weert),
galerij:
galǝre.j (L289p Weert)
|
Het kleine platform of bordes boven aan de molentrap. De galerij is niet bij alle standerdmolens aanwezig. Zie ook afb. 22 en 66. [N O, 48l; Sche 18]
II-3
|
26074 |
galerijbalk |
galerijbalk:
galǝre.jbalǝk (L289p Weert),
spruit:
spruǝt (L289p Weert)
|
Elk van de balken waarop de galerij van de standerdmolen rust. [N O, 48m; N O, 48n]
II-3
|
26098 |
galerijdeur |
baliedeur:
bālidȳr (L289p Weert)
|
De nauwe doorgang die toegang biedt tot de zwichtstelling. [N O, 57b]
II-3
|
21314 |
galgenaas |
galgenbrok:
galgebrok (L289p Weert)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
gallemgaate (L289p Weert),
galmgate (L289p Weert)
|
De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|