22100 |
geld inzetten |
poulen (<fr.):
poele (L289p Weert),
zetten:
zette (L289p Weert)
|
geld inleggen (inzetten)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24578 |
gelderse roos |
balroos:
viburnum opulus
bâlroeës (L289p Weert),
sneeuwbal:
± Veldeke
sníeebâl (L289p Weert)
|
balroos, sneeuwbal || Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24809 |
gele ganzebloem |
alverdrijf:
alǝfǝrdrīɛf (L289p Weert),
goudbloem:
goutbloom (L289p Weert),
gǫu̯dblōm (L289p Weert)
|
Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] || gele ganzebloem
I-5, III-4-3
|
24152 |
gele kwikstaart |
gele kwikstaart:
gaele kwikstert (L289p Weert),
gééle kwikstèrt (L289p Weert),
koemusje:
kówmöske (L289p Weert),
kwikstaart:
kwikstert (L289p Weert)
|
gele kwikstaart || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
bonen:
bunǝ (L289p Weert),
boontjes:
bȳnkǝs (L289p Weert),
lupinen:
ly`pinǝ (L289p Weert),
lǝpīnǝ (L289p Weert)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24488 |
gele narcis |
paasbloem:
paosbloem (L289p Weert),
gele narcis
paosbloome (L289p Weert),
± Veldeke
Paosbloom (L289p Weert)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || narcis || wilde narcis
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
gele moren:
gē̜l mūǝrǝ (L289p Weert),
voermoren:
vōrmūrǝ (L289p Weert)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
25827 |
gelegerd bier |
bier:
bēr (L289p Weert)
|
Bier dat de nagisting heeft ondergaan. [N 35, 84; monogr.]
II-2
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
laesmes (L289p Weert, ...
L289p Weert),
stille mis:
stil mes (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
lijken:
lieeke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
līeke (L289p Weert),
schijnen:
schieene (L289p Weert),
stalen:
staale (L289p Weert),
stalen op:
staale op (L289p Weert),
tonen:
tuine (L289p Weert),
trekken op:
trekke op (L289p Weert)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || gelijken [ZND 25 (1941)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|