33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜ri (L289p Weert)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
19135 |
gewoonte |
gewoonte:
gewuuëndje (L289p Weert)
|
gewoonte
III-1-4
|
17564 |
gewricht |
gelid:
u gelieëd (L289p Weert),
gewricht:
gevricht (L289p Weert),
gewreecht (L289p Weert),
gewricht (L289p Weert),
gewrichter (L289p Weert)
|
gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21771 |
gezegde |
gezegde:
gezagdje (L289p Weert)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "een vrolijke Frans", "met hart en ziel",...? [gezegde] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
compeni-j (L289p Weert)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezicht (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
gezigt (L289p Weert),
wezen:
waeze (L289p Weert)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkus (L289p Weert),
bàkkəs (L289p Weert),
facie (<lat.):
facie (L289p Weert),
gebik:
gebik (L289p Weert),
mommebakkes:
mommebakkus (L289p Weert),
muil:
moe.l (L289p Weert),
postzegel:
possegel (L289p Weert),
smoel:
smoel (L289p Weert, ...
L289p Weert),
smòèl (L289p Weert),
smoelwerk:
smoelwerrek (L289p Weert),
smurft:
smurft (L289p Weert),
snuit:
snoe:t (L289p Weert),
snoeet (L289p Weert),
voorkomen:
vuurkôme (L289p Weert)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
geschier:
komen met zijn - = met vrouw en kinderen komen; cf. WNT s.v. "geschier - ook wel gescheir"= coll. voor vaatwerk (ook wel in ruimere zin gereedschap e.d. maar dan zonder mv.) vgl. VD (D.) s.v. "Geschirr
geschieër (L289p Weert),
huishouden:
hoeeshojje (L289p Weert),
hoëshaoje (L289p Weert)
|
huishouden, gezin, familiebestaan || man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)] || vrouw en kinderen
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gaaf zijn:
gieef (L289p Weert),
gezond zijn:
gezond (L289p Weert)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezonge mes (L289p Weert, ...
L289p Weert),
latijnse mis:
letieense mes (L289p Weert),
letiense mes (L289p Weert)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)] || Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|