e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gewone spurrie spurrie: spø̜ri (Weert) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewoonte gewoonte: gewuuëndje (Weert) gewoonte III-1-4
gewricht gelid: u gelieëd (Weert), gewricht: gevricht (Weert), gewreecht (Weert), gewricht (Weert), gewrichter (Weert) gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezegde gezegde: gezagdje (Weert) Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "een vrolijke Frans", "met hart en ziel",...? [gezegde] [N 102 (1998)] III-3-1
gezelschap compagnie (fr.): compeni-j (Weert) de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)] III-3-1
gezicht gezicht: gezicht (Weert, ... ), gezigt (Weert), wezen: waeze (Weert) gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkus (Weert), bàkkəs (Weert), facie (<lat.): facie (Weert), gebik: gebik (Weert), mommebakkes: mommebakkus (Weert), muil: moe.l (Weert), postzegel: possegel (Weert), smoel: smoel (Weert, ... ), smòèl (Weert), smoelwerk: smoelwerrek (Weert), smurft: smurft (Weert), snuit: snoe:t (Weert), snoeet (Weert), voorkomen: vuurkôme (Weert) gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezin geschier: komen met zijn - = met vrouw en kinderen komen; cf. WNT s.v. "geschier - ook wel gescheir"= coll. voor vaatwerk (ook wel in ruimere zin gereedschap e.d. maar dan zonder mv.) vgl. VD (D.) s.v. "Geschirr  geschieër (Weert), huishouden: hoeeshojje (Weert), hoëshaoje (Weert) huishouden, gezin, familiebestaan || man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)] || vrouw en kinderen III-2-2
gezond gaaf zijn: gieef (Weert), gezond zijn: gezond (Weert) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)] III-1-2
gezongen mis gezongen mis: gezonge mes (Weert, ... ), latijnse mis: letieense mes (Weert), letiense mes (Weert) Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)] || Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3