e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glas-in-loodraam glas-in-loodraam: glaas in loeedraam (Weert, ... ), glas-in-loodvenster: glaas in loeedvinster (Weert) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glasgordijn glasgordijn: glaasgerdien (Weert), glās˃gərdīn (Weert) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] || vitrage, glasgordijn III-2-1
glazenkast hoge kast: hoeege kast (Weert), staande kast: stoandje kast (Weert) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazen: glaeze aerpel (Weert), glazig: gláázig (Weert) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur glazuur: glezuur (Weert) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ē̜rdǝwęrk (Weert), ē̜rdǝwęrǝk (Weert) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijbaan roetsjbaan: roetsjbaan (Weert, ... ), /  roetsjbaan (Weert) glijbaan [SND (2006)] || Glijbaan. || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden roetsjen: roetse (Weert), rutschen (du.): roetse (Weert), schuiven: schuuve (Weert, ... ), sleuren: sleure (Weert), sluure (Weert) glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2
glimlachen monkelen: monkele (Weert) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4
glimworm glimwormpje: glimwörmke (Weert), gloeikevertje: WLD  glöjkeverke (Weert), gloeiwormpje: WLD  glöjwörremke (Weert), lichtworm: leechtworm (Weert), lichtwormpje: leechtwurmke (Weert, ... ) glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2