29029 |
goed passen |
goed zitten:
gōt zetǝ (L289p Weert),
passen:
passen (L289p Weert)
|
Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW]
II-7
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
vlot:
vlǫt (L289p Weert)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|
21959 |
goed voederen |
juist voederen:
zjuust voore (L289p Weert)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: goed voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33919 |
goedaardige droes |
droes:
drus (L289p Weert)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
goede kamer:
gōi̯ kāmər (L289p Weert),
gōi̯kāmər (L289p Weert)
|
huiskamer, pronkkamer || voorkamer, kamer die verwarmd werd
III-2-1
|
34120 |
goede vleeskoe |
klaskoe:
klasku (L289p Weert)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooje vriedeg (L289p Weert),
gooje vriedig (L289p Weert)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
gooj waek (L289p Weert),
goojwaek (L289p Weert)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(goed) schieten:
sxitǝ(n) (L289p Weert)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
19102 |
goedheid |
goedigheid:
goojigheit (L289p Weert)
|
goedheid
III-1-4
|