19570 |
gootsteen |
pompensteen:
po.mpəsteͅi̯.n (L289p Weert),
pompsteen:
po.mpsteͅi̯.n (L289p Weert)
|
gootsteen
III-2-1
|
19881 |
gordijnroede |
gordijnenroede:
gərdī.nəru.i̯ (L289p Weert)
|
gordijnroede
III-2-1
|
30211 |
gording |
worm:
wɛ.rǝm (L289p Weert)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
20544 |
gort |
semoule (fr.):
semoel (L289p Weert, ...
L289p Weert),
sjmoel (L289p Weert),
smoel (L289p Weert)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20392 |
gouden bruiloft |
gouden bruiloft:
goûwe broêleft (L289p Weert)
|
gouden bruiloft
III-2-2
|
24411 |
gouden tor |
goudkever:
WLD
goudkever (L289p Weert)
|
Hoe noemt u de gouden kever: een soort kever, 15-21mm lang, bladsprietig (goudkever, goudbeest, gouwke, hovenier) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21627 |
gouden twintig frank |
gouden frank:
gouwen frang (L289p Weert),
napoleon:
(= fl. 20,- = 20 franken).
Napoleon (L289p Weert)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20051 |
goudenregen (laburnum anagyroides med.) |
goudenregen:
± Veldeke
gouwe raengel (L289p Weert)
|
Gouden regen (cytisus laburnum). Goudgele bloemen in rijke, hangende trossen. De blaadjes zijn 3-tallig. Op de vlag (dit is het grootste kroonblad) zit een bruin honingmerk. De bloem heeft geen honing, maar wel een vlezige ring met voedsel voor insekten. [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24156 |
goudhaantje |
dennenpieper:
maakt hangende nesten in naaldbomen
dennepieper (L289p Weert),
dennenpiepertje:
dènnepieperke (L289p Weert),
koninkje:
keuninkske (L289p Weert, ...
L289p Weert),
mastpiepertje:
mastpieperke (L289p Weert),
mast = pijnboom
mastpieperke (L289p Weert)
|
goudhaantje || goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20071 |
goudsbloem |
allerverdrijf:
omdat de plant cultuurgewassen verdrijft
âllerverdriêf (L289p Weert)
|
Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem).
III-2-1
|