e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grauwe wis grijze wis: grīs wes (Weert), wissenhout: wesǝhǫwt (Weert) Gedroogde wis die men ongeschild verwerkt. [N 40, 13; monogr.] II-12
graven graven: graave (Weert), grave (Weert), spaden: spaaje (Weert) graven [ZND 25 (1937)] || Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2
graven (mv.) graven: grave (Weert, ... ), graver (Weert) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grazen lopen: lǫu̯pǝ (Weert) Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.] I-11
gregoriaanse misgezangen gregoriaanse gezangen: gregoriaanse gezange (Weert) Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
greinstok keurstek: kȳrstɛk (Weert), keurstok: kø̄rstǫk (Weert) Stok met groeven, aan het schoen bevestigd om dat te kunnen verstellen en zo de graantoevoer te kunnen regelen. [N O, 19m; Vds 151; Jan 158; Coe 139; Grof 160; N O, 14n] II-3
grendel knip: knep (Weert), schoude: sxǫi̯ (Weert), sxǭi̯ (Weert), schuif: sxȳf (Weert) Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.] I-6
grenssteen, grenspaal paal: (mv)  pø̜̄l (Weert) De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.] I-8
grenzen aanpalen: aanpoale (Weert) tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)] III-4-4
griffel griffel: griffel (Weert) een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1