e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groente groentes: ± WLD  greuntjes (Weert) De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] III-2-3
groente, algemeen groentjes: mv.  greuntjes (Weert), ± WLD  greuntjes (Weert) De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente I-7
groentemand groentemand: grø̜ntjǝmaŋ (Weert) Mand waarin groente bewaard of vervoerd wordt. Zie ook afb. 291. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 97; N 40, 112] II-12
groenten bij elkaar zoeken zeumeren: zuumere (Weert) Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)] III-2-3
groentevrouw groentevrouw: greuntevrouw (Weert) groentevrouw [SGV (1914)] III-3-1
groenvoer bonenkoren: bonenkoren (Weert), braakkoren: brǫu̯kkurǝ (Weert), groenvoer: grø̄nvōr (Weert) De algemene benaming voor het gewas dat wordt gebruikt als voeder voor de dieren. De afzonderlijke voedergewassen worden behandeld in aflevering I.5 in de paragraaf "voedergewassen". Bij het type snijkoren wordt opgemerkt: "vroeg gezaaid koren dat in de lente als groenvoer wordt afgemaaid". Bij het type bonenkoren: "omdat erna bonen werden verbouwd"; vergelijk ook in het lemma ''masteluin'' (1.2.11), sub haverbonen. Krokken is eigenlijk voederwikke; luzerne is een klaversoort. [N 11A, 28a; N M, 14; L 48, 26; Lu 2, 26; monogr.] I-4
groep (duiven) klat: klat vleege (Weert) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: in groep vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
grof grof: groaf (Weert), grūǝf (Weert) Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b] || grof [SGV (1914)] I-9, III-3-1
grof broed grof werk: gru.f wɛrǝk (Weert) Cellen bestemd voor darrenbroed. Na het maken van fijn broed gaan de bijen over op het vervaardigen van grof werk of de darrenraat. Het patroon van de darrenraat is gelijk aan dat van de werkbijenraat maar de celafmeting is belangrijk groter dan die bij de werkbijenraat. In deze grotere cel wordt de dar uitgebroed maar voor honingopslag is ze ook zeer geschikt. [N 63, 13c; Ge 37, 59] II-6
grof gebouwd grof: groeef (Weert), groeëf (Weert), grof gebouwd: groef geboudj (Weert), stevig: stievig (Weert), struis: strouës (Weert), strōēs (Weert), zwaar: zwaor (Weert), zwoar (Weert) Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)] III-1-1