20778 |
groente |
groentes:
± WLD
greuntjes (L289p Weert)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groentjes:
mv.
greuntjes (L289p Weert),
± WLD
greuntjes (L289p Weert)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente
I-7
|
32559 |
groentemand |
groentemand:
grø̜ntjǝmaŋ (L289p Weert)
|
Mand waarin groente bewaard of vervoerd wordt. Zie ook afb. 291. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 97; N 40, 112]
II-12
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
zuumere (L289p Weert)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21328 |
groentevrouw |
groentevrouw:
greuntevrouw (L289p Weert)
|
groentevrouw [SGV (1914)]
III-3-1
|
32985 |
groenvoer |
bonenkoren:
bonenkoren (L289p Weert),
braakkoren:
brǫu̯kkurǝ (L289p Weert),
groenvoer:
grø̄nvōr (L289p Weert)
|
De algemene benaming voor het gewas dat wordt gebruikt als voeder voor de dieren. De afzonderlijke voedergewassen worden behandeld in aflevering I.5 in de paragraaf "voedergewassen". Bij het type snijkoren wordt opgemerkt: "vroeg gezaaid koren dat in de lente als groenvoer wordt afgemaaid". Bij het type bonenkoren: "omdat erna bonen werden verbouwd"; vergelijk ook in het lemma ''masteluin'' (1.2.11), sub haverbonen. Krokken is eigenlijk voederwikke; luzerne is een klaversoort. [N 11A, 28a; N M, 14; L 48, 26; Lu 2, 26; monogr.]
I-4
|
22193 |
groep (duiven) |
klat:
klat vleege (L289p Weert)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: in groep vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21329 |
grof |
grof:
groaf (L289p Weert),
grūǝf (L289p Weert)
|
Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b] || grof [SGV (1914)]
I-9, III-3-1
|
28453 |
grof broed |
grof werk:
gru.f wɛrǝk (L289p Weert)
|
Cellen bestemd voor darrenbroed. Na het maken van fijn broed gaan de bijen over op het vervaardigen van grof werk of de darrenraat. Het patroon van de darrenraat is gelijk aan dat van de werkbijenraat maar de celafmeting is belangrijk groter dan die bij de werkbijenraat. In deze grotere cel wordt de dar uitgebroed maar voor honingopslag is ze ook zeer geschikt. [N 63, 13c; Ge 37, 59]
II-6
|
17547 |
grof gebouwd |
grof:
groeef (L289p Weert),
groeëf (L289p Weert),
grof gebouwd:
groef geboudj (L289p Weert),
stevig:
stievig (L289p Weert),
struis:
strouës (L289p Weert),
strōēs (L289p Weert),
zwaar:
zwaor (L289p Weert),
zwoar (L289p Weert)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|