18090 |
hartinfarct |
hartaanval:
hertaanval (L289p Weert),
hartslag:
hertslaag (L289p Weert),
hartverlamming:
hertverlamming (L289p Weert)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29135 |
haspel |
haspel:
haspǝl (L289p Weert)
|
Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D]
II-7
|
21458 |
haten |
de pest hebben aan:
de pest hebbe aan (L289p Weert),
een emper hebben:
’nen emper hebbe (L289p Weert),
een emper hebben op:
unnen emper hebbe op (L289p Weert),
haten:
haatte (L289p Weert),
hate (L289p Weert),
niet kunnen luchten:
neet kunnen löchte (L289p Weert),
niet kunnen zien:
neet kunnen zeen (L289p Weert),
niet moeten:
neet motte (L289p Weert),
wat hebben tegen:
waat hebbe trieege (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)] || een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || haten [SGV (1914)] || Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (L289p Weert)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
hakselkist:
hɛksǝlkest (L289p Weert),
haverkist:
[haver]kest (L289p Weert)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
34285 |
haverkorfje |
kop:
kop (L289p Weert),
paardsmandje:
pē̜rsmantjǝ (L289p Weert)
|
Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112]
I-11
|
20675 |
havermout |
havermout:
havermoat (L289p Weert)
|
havermout [SGV (1914)]
III-2-3
|
33994 |
haverzak |
kopzak:
kǫp˲zak (L289p Weert)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
24480 |
hazelaar |
hazelnoot:
-
hazelnoot (L289p Weert),
hazelstruik:
haazelstroêk (L289p Weert),
hazenotenstruik:
hasenotestroek (L289p Weert),
-
haasenootestroe:k (L289p Weert),
hasenoeëtestroeëk (L289p Weert),
hazestruik:
hazestroek (L289p Weert)
|
hazelaar || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)], [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazelnoot:
haazelnoeët (L289p Weert),
-
hazelnoot (L289p Weert),
hazenoot:
hasenoot (L289p Weert),
hazenoet (L289p Weert),
-
haasenoot (L289p Weert),
hasenoeët (L289p Weert)
|
hazelnoot [SGV (1914)], [ZND 26 (1937)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|