e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hartinfarct hartaanval: hertaanval (Weert), hartslag: hertslaag (Weert), hartverlamming: hertverlamming (Weert) Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)] III-1-2
haspel haspel: haspǝl (Weert) Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D] II-7
haten de pest hebben aan: de pest hebbe aan (Weert), een emper hebben: ’nen emper hebbe (Weert), een emper hebben op: unnen emper hebbe op (Weert), haten: haatte (Weert), hate (Weert), niet kunnen luchten: neet kunnen löchte (Weert), niet kunnen zien: neet kunnen zeen (Weert), niet moeten: neet motte (Weert), wat hebben tegen: waat hebbe trieege (Weert, ... ) een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)] || een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || haten [SGV (1914)] || Haten. [ZND 26 (1937)] III-3-1
haver haver: hāvǝr (Weert) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverkist, hakselkist hakselkist: hɛksǝlkest (Weert), haverkist: [haver]kest (Weert) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverkorfje kop: kop (Weert), paardsmandje: pē̜rsmantjǝ (Weert) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
havermout havermout: havermoat (Weert) havermout [SGV (1914)] III-2-3
haverzak kopzak: kǫp˲zak (Weert) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazelaar hazelnoot: -  hazelnoot (Weert), hazelstruik: haazelstroêk (Weert), hazenotenstruik: hasenotestroek (Weert), -  haasenootestroe:k (Weert), hasenoeëtestroeëk (Weert), hazestruik: hazestroek (Weert) hazelaar || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)], [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: haazelnoeët (Weert), -  hazelnoot (Weert), hazenoot: hasenoot (Weert), hazenoet (Weert), -  haasenoot (Weert), hasenoeët (Weert) hazelnoot [SGV (1914)], [ZND 26 (1937)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3