19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hongskoeëi (L289p Weert),
hongskoeëj (L289p Weert),
hongskooe-j (L289p Weert),
hoŋskuəi̯ (L289p Weert)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
34567 |
hondenkar |
hondskar:
hǫŋskɛr (L289p Weert)
|
Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr]
I-13
|
34209 |
hondsdolheid |
razend zijn:
(de koe is) rǭzǝndj (L289p Weert)
|
Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25]
I-11
|
20614 |
honger hebben |
fames hebben:
fames hebbe (L289p Weert),
honger hebben:
honger hebbe (L289p Weert),
jeuk in zijn buik hebben:
juuk in zie.ne boe.k (L289p Weert),
zijn maag jeukt:
zie.ne maach juuktj (L289p Weert)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongerig:
hongerig (L289p Weert),
hoongerig (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
28557 |
hongervolk |
arme bijen:
ɛrǝm bi.jǝ (L289p Weert)
|
Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d]
II-6
|
28524 |
hongerzwerm |
hongerzwerm:
hoŋǝrzwɛrǝm (L289p Weert)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|
21043 |
honing |
honig:
hōnēk (L289p Weert),
honing:
honeŋ (L289p Weert),
honeŋk (L289p Weert),
hoǝneŋ (L289p Weert),
hu.neŋ (L289p Weert),
huǝneŋ (L289p Weert),
huǝnøŋ (L289p Weert),
hōneŋ (L289p Weert),
hōnǝŋ (L289p Weert)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28549 |
honing halen uit klaver, linde enz |
vliegen op:
vlēgǝ op (L289p Weert)
|
Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81]
II-6
|
28664 |
honing vloeibaar maken |
kolken:
kǫlǝkǝ (L289p Weert)
|
Gekristalliseerde honing door middel van een verwarmde ericaborstel of een verhit kolbtoestel vloeibaar maken. Dit is van toepassing bij het lossen van heidehoning, die in geleivorm in de raat zit. [N 63, 125c; N 63, 125b; monogr.]
II-6
|