e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hondenhok hondskooi: hongskoeëi (Weert), hongskoeëj (Weert), hongskooe-j (Weert), hoŋskuəi̯ (Weert) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1
hondenkar hondskar: hǫŋskɛr (Weert) Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr] I-13
hondsdolheid razend zijn: (de koe is) rǭzǝndj (Weert) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
honger hebben fames hebben: fames hebbe (Weert), honger hebben: honger hebbe (Weert), jeuk in zijn buik hebben: juuk in zie.ne boe.k (Weert), zijn maag jeukt: zie.ne maach juuktj (Weert) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hongerig (Weert), hoongerig (Weert, ... ) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
hongervolk arme bijen: ɛrǝm bi.jǝ (Weert) Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d] II-6
hongerzwerm hongerzwerm: hoŋǝrzwɛrǝm (Weert) Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e] II-6
honing honig: hōnēk (Weert), honing: honeŋ (Weert), honeŋk (Weert), hoǝneŋ (Weert), hu.neŋ (Weert), huǝneŋ (Weert), huǝnøŋ (Weert), hōneŋ (Weert), hōnǝŋ (Weert) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honing halen uit klaver, linde enz vliegen op: vlēgǝ op (Weert) Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81] II-6
honing vloeibaar maken kolken: kǫlǝkǝ (Weert) Gekristalliseerde honing door middel van een verwarmde ericaborstel of een verhit kolbtoestel vloeibaar maken. Dit is van toepassing bij het lossen van heidehoning, die in geleivorm in de raat zit. [N 63, 125c; N 63, 125b; monogr.] II-6