e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
juweel steen: stein (Weert) een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)] III-1-3
kaak kaak: kaak (Weert, ... ) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kaakbeen(rand) knirs: i.e. kraakbeen, *kaakbeen (cfr. lm. KRAAKBEEN)!  knirs (Weert) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaakgestel kakement: kakement (Weert, ... ) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd biljartbal: buljaarba:l (Weert), glibber: glibber (Weert), glibberd: glibbert (Weert), hae hie.t unne glibbert (Weert), kale knikkerd: kale knikkert (Weert), kale tjiets: kale jiets (Weert), kale, een -: kale (Weert), kletskop: hae hie.t unne klétskop (Weert), kletskop (Weert, ... ) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaal duivenjong kak: kek (Weert), platte, een ~: platte (Weert) een jong van enkele dagen oud, nog met haar? [N 93 (1983)] III-3-2
kaal knopkruid franse drek: franse drek (Weert), Galinsoga parvifolia  frânse drek (Weert) Galinsoga parviflora Cav. Algemeen voorkomend hardnekkig en nauwelijks uit te roeien akker- en tuinonkruid, dat zich sinds het begin van de 19de eeuw vanuit botanische tuinen over Europa verspreid heeft. Het heeft kleine witte bloempjes met een geel hartje en bloeit van juni tot de herfst, terwijl de hoogte varieert van 20 tot 60 cm. Waarschijnlijk vanwege de recente verspreiding wordt door de informanten in L 289, 289a, 289b, 300, 370, Q 95, 99*, 103, 121 en 201 aangegeven dat men dit onkruid kent onder de Nederlandse naam knopkruid. Bij Amerikaanse drek ("onkruid") is aangetekend dat het zaad door de Amerikanen in 1944 meegebracht zou zijn (L 248) of dat het met het kippevoer geïmporteerd zou zijn (L 267). Franse drek (L 289) en fransozenkruid (L 381) wijzen naar een vermeende herkomst uit Frankrijk. De plant komt overigens uit Midden-Amerika. Bij duivelskralen wordt opgemerkt: "waarschijnlijk omdat het zo taai is dat het niet uitgetrokken kan worden; na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes, vandaar ɛkrallenɛ". Bij ɛduivelɛ: "wast overal waar de zaak verwaarloosd is". Zie Brok 1992. [A 28, 10; Lu 6, 10; monogr.] || kaal knopkruid I-5, III-4-3
kaalsnijden uitsnijden: ūtsni.jǝ (Weert) Het uitsnijden van alle of bijna alle raten met een mes. [N 63, 81b] II-6
kaantjes kaaien: kaoje (Weert, ... ), kōije (Weert), kòje (Weert), kòjje (Weert), kòòje (Weert), uitsluitend mv.  kaoje (Weert), krapjes: Uitsluitend verklw.  krepkes (Weert) kaantje || kaantjes || vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaar kaar: kār (Weert), stortkaar: stǫrtkār (Weert) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3