34224 |
kalverjuk |
juk:
jøk (L289p Weert)
|
Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f]
I-11
|
33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kǭvǝr[stal] (L289p Weert)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kamp - kem (L289p Weert)
|
kam (enkelvoud - meervoud) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
kemieel (L289p Weert)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|
19694 |
kamer |
kamer:
kāmər (L289p Weert)
|
kamer
III-2-1
|
18564 |
kamerjas |
sjamberloe:
[Vgl. WBD III, 1.3: sjamberloe apart trefwoord (naast sjamberloek en sjamberloep)]
sjamberloe (L289p Weert)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22487 |
kamerschieten |
kamerschieten:
kaamerscheete (L289p Weert),
kamerscheete (L289p Weert),
Het kamerschieten vond plaats bij feestelijke gelegenheden. Een uitgeboorde holle blok (kamer of donderbus genoemd) werd gevuld met polfer en in de smalle doorgang werd n lont gestoken. Vanaf een afstand werden ze met een lange stok op het uiteinde een brandende lap ontstoken [sic].
kaamerscheete (L289p Weert)
|
Het gebruik om schoten te lossen bij een bruiloft. [N 88 (1982)] || Het gebruik om tijdens het rekken van de processie donderbussen af te schieten [kamere aafsjisse]. [N 96C (1989)] || Kamerschieten.
III-3-2
|
19453 |
kamerstoel |
kakstoeltje:
kaksteulke (L289p Weert)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28767 |
kamgaren stof |
kamgaren:
kamgārǝ (L289p Weert)
|
Stof geweven van uit kamwol gesponnen garen. [N 62, 75b; N 62, 76; N 62, 98; N 59, 201]
II-7
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
kammezoeël (L289p Weert),
betekenis: fluwelen vest
kamizōōal (L289p Weert),
betekenis: wollen hemd
kammezoél (L289p Weert),
broek voor dames
kammezòl (L289p Weert)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || kamizool, vest met lange mouwen
III-1-3
|