18724 |
kammen |
kammen:
kamǝ (L289p Weert),
keime (L289p Weert)
|
De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 27 (1938)]
II-3, III-1-3
|
26321 |
kammen van het luiwiel |
luitanden:
lø̜jtaŋ (L289p Weert)
|
De kammen van het luiwiel, die meestal in het verlengde van de straal bevestigd zijn. [N O, 25i]
II-3
|
26246 |
kamnagels |
pinnen:
penǝ (L289p Weert),
sluitpinnen:
sluǝtpenǝ (L289p Weert)
|
De pennen waarmee de kammen, die dwars door het aswiel gaan, worden vastgestoken. [N O, 11m]
II-3
|
22336 |
kampen |
kampen:
kampe (L289p Weert),
kavelen:
kavele (L289p Weert)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19848 |
kan |
kan:
kan (L289p Weert)
|
kan
III-2-1
|
25296 |
kan, maat van één liter |
kan:
(nat).
kan (L289p Weert)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kop]kan [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
knaal (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] || vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
zuipje:
zoeep (L289p Weert)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenluchter:
kerseluchter (L289p Weert),
kandelaar:
kandelaar (L289p Weert),
luchter:
luchter (L289p Weert)
|
Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
kerseluchter (L289p Weert),
keͅrsəløͅxtər (L289p Weert)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|