e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kammen kammen: kamǝ (Weert), keime (Weert) De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 27 (1938)] II-3, III-1-3
kammen van het luiwiel luitanden: lø̜jtaŋ (Weert) De kammen van het luiwiel, die meestal in het verlengde van de straal bevestigd zijn. [N O, 25i] II-3
kamnagels pinnen: penǝ (Weert), sluitpinnen: sluǝtpenǝ (Weert) De pennen waarmee de kammen, die dwars door het aswiel gaan, worden vastgestoken. [N O, 11m] II-3
kampen kampen: kampe (Weert), kavelen: kavele (Weert) Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
kan kan: kan (Weert) kan III-2-1
kan, maat van één liter kan: (nat).  kan (Weert) de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kop]kan [N 91 (1982)] III-4-4
kanaal kanaal: knaal (Weert, ... ) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] || vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)] III-3-1
kandeel zuipje: zoeep (Weert) kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)] III-2-3
kandelaar kaarsenluchter: kerseluchter (Weert), kandelaar: kandelaar (Weert), luchter: luchter (Weert) Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)] III-2-1
kandelaar op het altaar kaarsenluchter: kerseluchter (Weert), keͅrsəløͅxtər (Weert) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3