e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kattegat kattegat: katǝgāt (Weert) Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6
kattekruid kattekruid: ± Veldeke  kattekroeed (Weert) Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] III-4-3
kattenstaart donderpoezen: mv.  dónderpoeze (Weert), kattenstaart: ± Veldeke  kattestert (Weert) Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)] || kattestaarten III-4-3
kattenstaartamarant donderpoes: ± Veldeke  donderpoeze (Weert) Kattestaart amarant (amaranthus caudatus). Bloemen in lange, donkerrode of gele, later sierlijk overhangende aren. De bladeren zijn smal eivormig en spits (kattestaart, lammestaart, vossestaart, hazeklauw). [N 92 (1982)] III-2-1
kauw kauw: kauw (Weert, ... ), kaw (Weert), kouw (Weert, ... ), kauwtje: kauwke (Weert) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw || kerkkauw [ZND 27 (1938)] III-4-1
kauwen knauwelen: knauwele (Weert, ... ), knauwen: knauwe (Weert) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kazufel (Weert), kesuufel (Weert) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel, strot gorgel: gùrgel (Weert), keel: kèl (Weert), kêl (Weert, ... ), strot: stroot (Weert), strōōt (Weert), strû.d (Weert) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND], [SGV (1914)] III-1-1
keelgat keelsgat: kailsgaat (Weert), kèlsgaat (Weert), kèrlsgaaët (Weert), kéélsgaat (Weert) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1
keelketting, keelriem keelriem: kē̜lrēm (Weert) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10