21802 |
klagen |
permitteren:
permetieere (L289p Weert)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34158 |
klam trekken |
aantrekken:
āntrɛkǝ (L289p Weert)
|
Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a]
I-11
|
24989 |
klam, klef |
klamsig:
klamsig (L289p Weert),
natsig:
naatsig (L289p Weert),
vochtsig:
vochtsig (L289p Weert)
|
vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26179 |
klampen |
sleutels:
slȳǝtǝls (L289p Weert)
|
De klampen waarmee de windborden aan de voorzoom vastliggen. [N O, 4c; A 42A, 68; N O, 4d]
II-3
|
34159 |
klamvaars |
aangemolken vaars:
āngǝmǫlkǝ vē̜rs (L289p Weert)
|
Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b]
I-11
|
23477 |
klank van een klok |
klank:
klank (L289p Weert)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21862 |
klant |
klandizie:
klandizie (L289p Weert),
klant:
klaint (L289p Weert)
|
iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24185 |
klapekster |
egerst:
ê-gurst (L289p Weert),
houwegerst:
houwaegerst (L289p Weert),
houweigerst (L289p Weert),
houwègerst (L289p Weert),
houwéégerst (L289p Weert),
houwêgerst (L289p Weert),
houw’aegerst (L289p Weert),
houwekster:
houwekster (L289p Weert)
|
Hoe heet de klapekster? [DC 06 (1938)] || klapekster || klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)] || negendooder [SGV (1914)]
III-4-1
|
21900 |
klaplopen |
op andermans tas leven:
op angermans tes laeve (L289p Weert),
op andermans tas lopen:
op angermans tes loupe (L289p Weert)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23181 |
klappertje |
pertonnetje:
pertungske (L289p Weert),
Uitsluitend verkl.
pertungske (L289p Weert)
|
Klappertje van speelgoedpistooltje.
III-3-2
|