e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klisspaan breekijzer: brę̄kīzdǝr (Weert) Een plat stuk ijzer in het kropgat van de bovenste molensteen om klissen stuk te slaan. [N O, 18f] II-3
klit klis: klis (Weert), klit: ± Veldeke  klits (Weert), stekelvarkentje: ± Veldeke  stekelverkske (Weert) Klis (arctium tomentosum/xantimum atrumarium). De plant is 50 tot 130 cm groot. De bladeren zijn aan de onderkant viltig behaard; de bloemhoofdjes staan in schermvormige trossen, de omwindselblaadjes zijn wit spinnewebachtig behaard, vaak met een rode spi [N 92 (1982)] || klissekruid III-4-3
klokhuis keets: kits (Weert), kits: kits (Weert) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] || klokhuis I-7, III-2-3
klokje (alg.) klokje: campanula  klökskes (Weert), campanula rotundiflora  klökskes (Weert), ± Veldeke  klōkskes (Weert) grasklokje || klokje || Klokjesbloem (campanula 50 tot 100 cm groot. De plant is ruw behaard. De stengel heeft scherpe kanten; de onderste bladeren zijn hartvormig en langgesteeld, de bovenste zijn smal en kort of niet gesteeld, de bladrand is gezaagd. De bloemen staan in loss [N 92 (1982)] III-4-3
klokje op het priesterkoor misklokje: meͅskløͅkskə (Weert) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenluider klokkenluider: klokkelojers (Weert), klokkelower (Weert) De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenstoel klokkenstoel: klokkestool (Weert, ... ) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw klokkenzeel: klokkezeil (Weert), klokkezieel (Weert) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokrok klokrok: klokrok (Weert) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
klomp klomp: klomp (Weert), klompe (Weert), klo‧mp (Weert), klómp (Weert), klōmp (Weert), unne klomp (Weert), BNO: klômp.  kloómp (Weert) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)] II-12, III-1-3