e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kokmeeuw kapmeeuw: kapmîêw (Weert), keek: keek (Weert), kokmeeuw: kokmîêw (Weert) kokmeeuw || kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kol kol: kǫl (Weert) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolbtoestel kolkborstel: kǫlǝkborstǝl (Weert) Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.] II-6
kolder gek: gɛk (Weert) Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.] I-9
kolengat kolenhok: kū.lǝhǫk (Weert) De plaats onder het smidsvuur waar de smeedkolen opgeslagen werden. Zie ook afb. 6. [N 33, 27] II-11
kolengruis gruis: gruus (Weert), gruûs (Weert) Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)] III-2-1
kolenmand kolenmand: kōǝlǝmaŋ (Weert) Mand waarin steenkool wordt geladen. Kolenmanden werden in Stokkem (L 423) vervaardigd van ruw vlechtwerk. Ze werden gebruikt in de Luikse staalfabrieken bij het stoken van de staalovens. [N 40, 95; N 40, 110] II-12
kolenschop kolenschup: koeëleschöp (Weert), schoep: schoop (Weert) Hoe noemt u het werktuig om kolen enz. langs het keldergat in te doen (breed en aan een zijde afgerond)? (schop, troefel, kolenschup) [N 104 (2000)] III-2-1
kolgans gant: gaantj (Weert), kolgans: kolgaos (Weert), wilde gans: wildzje gaos (Weert) gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)] || kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kolven afstropen afplukken: āfplø̜kǝ (Weert) De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22] I-4