e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppelstang stek: stɛk (Weert) De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4] II-7
koppelteugel, koppelstang koppelstang: kǫpǝlstaŋ (Weert) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10
koppenlaag koplaag: kǫplǭx (Weert) Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.] II-9
koppenmaat koppenmaat: kǫpǝmǭt (Weert) De breedte van één steenkop plus één stootvoeg. In Q 97 bedroeg deze eenheid ¬± 11,5 cm. Zie ook het lemma 'Kop' in wld ii.8, pag. 76 en afb. 28 en 41. [N 31, 8b] II-9
koppenverband koppenverband: kǫpǝvǝrbant (Weert), kopsverband: kǫps˲vǝrbant (Weert) Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b] II-9
koppenverdeellat koppenlat: kǫpǝlat (Weert), verdeellat: vǝrdęjllat (Weert) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder één steenkop plus één stootvoeg lang zijn. Zie ook afb. 28. [N 31, 8b; monogr.; div.] II-9
koppig dwars: dwers (Weert), eigenwijs: eigewiees (Weert), koppig: köppig (Weert), ook materiaal znd 28, 31  kùppig (Weert), raaskoppig: raosköppig (Weert), stijfkop: stīfkǫp (Weert) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [ZND 01 (1922)] || koppig, dwars || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] I-9, III-1-4
koppig zijn bokken: bokke (Weert), bókke (Weert) koppig zijn || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] III-1-4
kopriem frontal: frǫntēǝl (Weert) Evenals bij de halster is er aan het hoofdstel een kopriem. Bij de halster ligt de kopriem achter de oren van het paard, waar hij bij het hoofdstel vóór de oren over het voorhoofd van het paard loopt. Bij enkele opgaven is het vaak niet uit te maken of het om de vorm kieuwriem of kiefriem gaat. Gekozen werd voor de vorm kief. [JG 1a; N 13, 25] I-10
kopspie spieën/spijen: spe.jǝ (Weert), spęjǝ (Weert) De wiggen waarmee de roeden aan de voorzijde in de askop worden vastgezet. [N O, 3c; A 42A, 77] II-3