23151 |
landjeveroveren |
land steken:
Ook: lântstaele. Door kiezen vormden zich twee partijen. Op n niet geplaveide speelplaats of n stuk zachte grond, werd een vierkant getekend met een deellijn in het midden. Op toerbeurt werd met een mes (soms vijl zonder handvat) geworpen in het vak van de tegenpartij. Bleef het mes in de grond steken dan mocht die speler een rechte lijn trekken in de richting van de stand van het mes tot aan de grens van t vak en had dan dit stuk land gewonnen. Men mocht gooien zolang men nog op één voet in eigen land kon staan. Over het laatste stuk mocht de verliezende partij éénmaal eisen dat het mes los van de gestrekte hand af werd geworpen (ook wel met de mond).
lântstaeke (L289p Weert),
land stelen:
lândstaele=landveroveren(jongensspel)
lândstaele (L289p Weert),
Sub lântstaeke. Ook: lântstaele. Door kiezen vormden zich twee partijen. Op n niet geplaveide speelplaats of n stuk zachte grond, werd een vierkant getekend met een deellijn in het midden. Op toerbeurt werd met een mes (soms vijl zonder handvat) geworpen in het vak van de tegenpartij. Bleef het mes in de grond steken dan mocht die speler een rechte lijn trekken in de richting van de stand van het mes tot aan de grens van t vak en had dan dit stuk land gewonnen. Men mocht gooien zolang men nog op één voet in eigen land kon staan. Over het laatste stuk mocht de verliezende partij éénmaal eisen dat het mes los van de gestrekte hand af werd geworpen (ook wel met de mond).
lântstaele (L289p Weert)
|
Landveroveren (met mes) jongensspel. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (L289p Weert)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
contrei:
contrei (L289p Weert),
de kant van ...:
de kant van .......... (L289p Weert),
kant van ...:
(maar) kant (L289p Weert),
streek:
streek (L289p Weert)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)]
III-4-4
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lank lève (L289p Weert)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
33787 |
lang ruw haar rond buik en uier |
duivelshaar:
dȳvǝlshǭr (L289p Weert)
|
Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23]
I-9
|
18329 |
lang schortlint |
band:
bendj (L289p Weert),
bindel:
bingels (L289p Weert),
lint:
lîntj (L289p Weert)
|
lint || linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22176 |
lang van bouw |
lang:
la‧ngk (L289p Weert)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: lang van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22151 |
lange achterzijde van de mand |
achterkant:
achterka‧nt (L289p Weert),
achterzi‧j (L289p Weert)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange achterzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29987 |
lange bouwladder |
lange leider:
laŋ lęjǝr (L289p Weert),
lange stellingleider:
laŋ stęleŋlęjǝr (L289p Weert),
steigerleider:
[steiger]lɛjǝr (L289p Weert)
|
Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.]
II-9
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
lang boks (L289p Weert, ...
L289p Weert),
’n lang boks (L289p Weert)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] || pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|