e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leurder kramer: krie‧mer (Weert), sjachelaar: sjacheler (Weert, ... ), venter: venter (Weert) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren de boer opgaan: de boor op goan (Weert), de mensen afgaan: de minse aefgoan (Weert), eropuit gaan: d⁄r op uut goan (Weert), eropuit trekken: d⁄r op uuttrèkke (Weert), langs de deur gaan: langs de duur goan (Weert), met de pak gaan: met de pak goan (Weert) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
leven (zn.) leven: zn  laeve (Weert) leven III-2-2
levend vlees onder de huid leven, het -: t lééve (Weert), ut lève (Weert), levend vlees: t laevendj vleis (Weert), vlees: t vleis (Weert) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: laever (Weert), laiver (Weert), leiver (Weert), lééver (Weert), lē̜vǝr (Weert) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] I-11, III-1-1
leverbotziekte, distomatose leverbot: lē̜vǝrbot (Weert) Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b] I-12
leverworst leverworst: laeverworst (Weert, ... ), laeverwòrst (Weert), lèverworst (Weert, ... ), lèèverworst (Weert), lééverworst (Weert), lichtere kleur- lever in verwerkt, wordt ook wel gebakken  laiverworst (Weert) leverworst [N 06 (1960)], [ZND 21 (1936)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer grote poppenschreur: groete pôppeschruur (Weert), kleine poppenschreur: kleinee pôppeschruur (Weert), poppenschreur: poppeschreur (Weert), póppeschruuër (Weert), pôppeschruur (Weert) libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, beekjuffer || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam corpus (lat.): corpus (Weert), lijf: lie:f (Weert), lie_ef (Weert), liéf (Weert), līef (Weert), līē.f (Weert), līēf (Weert, ... ) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || het lichaam [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht macht: macht (Weert, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4