e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liefkozen fijmelen: feimele (Weert), flikflooien: flikfloeije (Weert), knoefelen: knoefele (Weert) knuffelen || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)] III-1-4
liegen liegen: leege (Weert, ... ) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [ZND 25 (1937)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
liegen > bedriegen bedriegen: bedreege (Weert) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] III-3-1
lies lies: lee:s (Weert), lees (Weert), lieeze (Weert), lieze (Weert), lêêze (Weert) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] III-1-1
lieveheersbeestje lievevrouwekuikje: levevrouwekūūkske (Weert), molentandje: muuëletêntje (Weert), pimpernelletje: pimpernelleke (Weert) lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] III-4-2
lievevrouwebedstro heitijmoes: Heukels (naar Kiliaan) 254  heitimus (Weert), onzelievevrouwebedstro: ± Veldeke  ’s Leevrouwe bedstroej (Weert) onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)] || Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)] III-4-3
liggen liggen: legge (Weert), likke (Weert) liggen [SGV (1914)], [ZND 25 (1937)] III-1-2
liggend dakvenster dakvenster: dākvenstǝr (Weert) Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.] I-6
liggende rollaag halfsteensrollaag: halǝfstęjnsrǫllǭx (Weert), kopse rollaag: kǫpsǝ rǫllǭx (Weert) Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.] II-9
ligger ligger: leqǝr (Weert), ligger (Weert) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3