e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
linde linde: lîndje (Weert), lindeboom: lindjebuim mv (Weert), linjeboum (Weert) linde || lindeboom III-4-3
lindeblad lindeblad: lindjeblaad (Weert) lindeblad [SGV (1914)] III-4-3
lindehoning lindehoning: lendjǝnhu.neŋ (Weert) Honing afkomstig van de lindebloesem. De linde is met koolzaad, heide, fruit en klaver één van de belangrijkste drachtbronnen. Men spreekt van lindehoning, heihoning enz., wanneer de nectar van die bepaalde boom of plant voor het grootste deel de grondstof vormt voor honing. Naast de genoemde drachtbronnen kunnen allerlei soorten bomen en planten als acacia, distel, korenbloem, wilde klaver, boekweit en kastanje leveranciers zijn van nectar. Per plant of boom is de hoeveelheid bloesem en dus ook de nectar van jaar tot jaar wisselvallig en sterk afhankelijk van factoren zoals weer en vruchtbaarheid van de bodem. De verschillende drachtbronnen beīnvloeden kleur, smaak, vochtigheidsgehalte en geur van de honing. Zo is lindehoning amberkleurig en dun vloeibaar met een naar munt zwemende geur (De Roever, pag. 380). [N 63, 112b; Ge 37, 133; monogr.] II-6
liniaal latje: letje (Weert), regeletje (<fr.): ? Vgl. Van Dale (FN): réglet, duimstok, meetlint.  règgeletje (Weert) Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1
linkerkant van het paard binnenhand: benǝhant (Weert) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9
linkse boor linkse boor: leŋksǝ bū.r (Weert) Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a] II-11
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Weert), līnǝ (Weert), lijwand: li.vǝntj (Weert) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
linnenkast lijnwaadkast: lī.vəntjkast (Weert) linnenkast III-2-1
lintvoeg lijnvoeg: līnvōx (Weert), lintvoeg: lentj˲[voeg] (Weert), lent˲[voeg] (Weert) Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.] II-9
lintwormen wormen: wòrrem (Weert) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)] III-3-2