24674 |
lork |
lariks:
lârks (L289p Weert),
lork:
± WLD
lòrrek (L289p Weert)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] || larix
III-4-3
|
26596 |
los draaien |
los draaien:
lǫs˱ drɛjǝ (L289p Weert),
los lopen:
lǫs lǫwpǝ (L289p Weert),
voor de koning draaien:
vø̄r dǝ kø̄neŋ drɛjǝ (L289p Weert),
voor de koningin draaien:
vø̄r dǝ kø̄neŋen drɛjǝ (L289p Weert)
|
De molen laten draaien zonder dat de stenen werken. Met betrekking tot het woordtype voor de prins draaien (l 265) merkt Wiessner (pag. 94) op: ø̄Deze uitdrukking schijnt afkomstig te zijn uit de tijd van de vele belegeringen en uithongeringen van steden. Men liet dan de molen zonder de stenen draaien, daarmede de schijn ophoudend nog eten genoeg te hebben.ø̄ [N O, 13h]
II-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
leiden:
lē̜i̯ǝ (L289p Weert)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
22109 |
losplaats |
losplaats:
losplaats (L289p Weert),
lossingsplaats:
de lossingsplaats (L289p Weert)
|
de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18697 |
losse linnen halsboord |
bandje:
bendje (L289p Weert, ...
L289p Weert),
boordje:
buurtje (L289p Weert),
col (fr.):
kol (L289p Weert)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
manchette (L289p Weert),
mansjet (L289p Weert)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21218 |
losse plankbrug |
vonder:
vonder (L289p Weert)
|
een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
trǭx (L289p Weert),
voerbak:
vōrbak (L289p Weert),
voertrog:
vōrtrōx (L289p Weert)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
ondertas:
ongertès (L289p Weert),
tas:
tes (L289p Weert)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
lot:
loeët (L289p Weert)
|
Lot uit de loterij.
III-3-2
|