23589 |
marialied |
marialiedje:
marialidje (L289p Weert),
marialitje (L289p Weert)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23746 |
mariascapulier |
mariascapulier:
mariaschabbeleer (L289p Weert),
scapulier van onze-lieve-vrouw:
schabbeleer van slevrouw (L289p Weert)
|
Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
ma.rətš (L289p Weert),
mɛ.rətš (L289p Weert)
|
markt [RND]
III-3-1
|
21852 |
marktkraam |
kraam:
kroam (L289p Weert)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmel:
marmel (L289p Weert),
marmer:
marmere bīēldj (L289p Weert),
marremer (L289p Weert),
mààrmer (L289p Weert)
|
marmer [SGV (1914)] || marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)] || marmeren beeld [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
e marmere bīēltj (L289p Weert),
en maarmere bīēltj (L289p Weert),
en marmere biejlt (L289p Weert),
marmere bīēldj (L289p Weert, ...
L289p Weert),
u marmere bie.ltj (L289p Weert),
u marmere bieltj (L289p Weert),
ömarmere bīēldj (L289p Weert)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)] || Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
19589 |
marmiet, koperen ketel |
marmiet:
marmi.t (L289p Weert)
|
koperen ketel
III-2-1
|
21850 |
mars (wbd) |
mars:
mars (L289p Weert)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fluwijn:
fluwien (L289p Weert),
WLD
flewien (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mombakkes (L289p Weert),
mommebakkes:
mommebakkes (L289p Weert)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|